Kabouterfietstocht

Ontdek de echte geschiedenis van de kabouter met schrijver Ton van Reen

Fietsexcursie waarbij we met Ton van Reen op zoek gaan naar kabouterplekken in de Noord-Limburgse gemeente Peel en Maas
Datum:  Zondag 11 juni a.s.
Start: Om 14.00 uur vanaf het Kerkeböske te Helden ( Aan de Koeberg 3)
Deelnameprijs: € 5,-
Belangrijk: Zorg voor een goede fiets

Opgave: Zend een mail naar leon@cliotravel.nl


In 2002 publiceerde Ton van Reen het boek KLEIN VOLK, over de verstoten mongoloïde kinderen en de dwergen die in de volksmond kabouters werden genoemd. Het woord kaboten komt van het Oudgermaanse begrip kubla walda, de kobold in het bos. Ook de hier wonende oudere volkeren hadden weinig op met kinderen die de een of andere handicap hadden. Het woord kubla evolueerde naar kobold, in kaboot, kaboter en ten slotte werd het kabouter. In het Limburgs betekent kaboteren nog altijd: werken op het land. Op afbeeldingen van kabouters zie je ze dan ook meestal met een schop, riek of kruiwagen.

Het verstoten van kinderen met gebreken, zoals dwerggroei, ging in alle eeuwen door. Onder invloed van de Kerk werden de dwergen, maar vooral de mongoloïde kinderen, tot duivelskinderen verklaard. De duivel werd afgebeeld met een mongoloïde hoofd. De moeder zou omgang met de duivel hebben gehad en daarom werd ze bestraft met een duivelskind. Veel voorkomende maar door schaamte verzwegen geslachtsziekten en hongerziekten zoals cholera deden hun duivels werk.

VERSCHOPPELINGEN
Tot aan het begin van de twintigste eeuw leefden deze verschoppelingen dicht bij de mensen die hen verstoten hadden. In Midden-Limburg zijn veel van hun verblijfplaatsen nog altijd bekend, zoals de Menkesberg in Maasbree, waar de kleine menkes woonden, nabij het Rinkesfort. In Helden leefden ze nabij de gehuchten het Onder en het Eindt, in Kessel bij Donk en nabij de Eikenderpeel. En in het Leudal nabij de Zeelsterhof. Kortom, ze woonden dicht bij de gehuchten waar ze waren geboren en uit huis waren gezet. Vaak werkten ze als schaapherder of op de akkers voor de mensen die hen In de gehuchten, waar de mensen meestal onder elkaar bleven en binnen de families trouwden, kwam vaak inteelt voor en zo werden daar dan ook de meeste dwergen en kaboten geboren.

In het boek heeft Van Reen een aantal mensen aan het woord gelaten die nog kabouters hadden gekend, of die soms met hen op het land hadden gewerkt. Na de publicatie van het boek meldden zich meer personen die kabouters hadden gekend. Een van hen was Maria Kessels-Ottenheijm, geboren in 1904 in Helden. Toen ze een jaar of tien was had ze kabouters gezien, tussen het Rochusplein en de weg naar het kerkhof. Ze hadden rode mutsen op en hadden rode jassen aan. Ze droegen schepersschopjes, wat verklaarde dat het schaapherders waren. Haar vader had hen vaker gezien, tenslotte kwamen de kabouters vaak bij de schapenboeren. Van boer Bruijnen uit Dörp, van Huis Hospes aan de Molenstraat, was bekend dat het kabouters als herders in dienst had. Met de schapen verbleven ze altijd ver weg van de mensen.

DUIVELSKINDEREN
Thijsse Jan, Johannes Engels uit het Eindt, kwam ooit op weg naar huis een kleine man met een groot hoofd tegen. Hij kende hem niet. Hij vroeg: 'Waem bis tich dan?' 'Dat ze det neet wits,' zei de kleine man. 'Ich bin in 't zelfde bed geboren as dich.' Thuis vroeg Jan aan zijn grootvader wie die kleine man was. Toen biechtte grootvader op dat de kleine man een kind van hem was dat hij van de pastoor had moeten verstoten, omdat het een duivelskind was. De pastoor wilde het niet dopen. Het kind had nooit een naam gekregen en was meegegeven aan de kaboten. Soms kwam hij op bezoek bij zijn vader, op zoek naar eten of een hemd of boks. Toen de verpleging van behoeftige en van verstandelijk beperkte mensen op gang kwam, halverwege de negentiende eeuw, zoals door de broeders en zusters van Savelberg, werden de kabouters uit het bos geplukt en kwamen ze in inrichtingen terecht. Toch verbleven er nog tot 1925 kabouters in de bossen van Helden, want vroedvrouw Joosten-Hol uit Panningen vertelde dat ze er in dat jaar bij een kaboutervrouwtje, dat leefde in een hol aan het Schoorgaat, een kind had gehaald. Het Schoorgaat is de zandweg naar de Heiespoos, een verbastering van de woorden heidense post. Op deze plek stond eertijds de galg van Helden.